Eens in de drie jaar inventariseren we de rivierpriklarven in de Drentsche Aa. Een paar weken geleden was het weer zover. We telden de larven op 15 verschillende plekken in het Gasterensche Diep en Oudemolensche Diep.
De resultaten zijn gunstig
De tellingen zijn positief. Het gaat goed met de rivierprik. Zelfs na de afgelopen drie droge zomers is de larve van de rivierprik nog voldoende aanwezig in dit gebied. Het gaat om zo’n twintigduizend larven. Dat is belangrijk, want de rivierprik is een beschermde soort en komt verder niet voor in Noord-Nederland.
Ze vinden hun weg weer terug
Het Gasterensche Diep en Oudemolensche Diep zijn in onze regio de enige beken waar de rivierprikken hun eitjes leggen en waar jonge larven in de beekbodem opgroeien. Als ze drie á vier jaar zijn trekken ze naar zee. De bruine blinde larven krijgen dan ogen, een zilveren kleur en een raspbek. Eenmaal in zee leven ze als een parasiet. De prikken zuigen ze zich met die bek vast aan andere vissen en drinken zo bloed en lichaamsvocht van hun gastheer. Na ongeveer twee jaar op zee zijn ze volwassen. Ze trekken dan via de zeesluizen van Delfzijl, door de stad Groningen, direct naar het Gasterensche Diep. Ze worden hierbij aangetrokken door de lokstoffen die larven in de beek afgeven.