Samen met de Unie van Waterschappen en de Universiteit van Amsterdam onderzoeken we de leefwijze en de leefomgeving van de beverrat. Beverratten zijn, ondanks hun grootte, vaak lastiger op te sporen dan bijvoorbeeld een muskusrat. Dit komt vooral door hun zwervende bestaan. Door beverratten te zenderen, krijgen we antwoord op de vraag hoe en waar de beverrat precies leeft. We verwachten met de uitkomsten efficiƫnter beverratten te kunnen vangen.
Eerst toestemming
Voordat we officieel van start konden met het onderzoek, vroegen we eerst diverse vergunningen aan. Ook voerden we in een gecontroleerde omgeving een proef uit om te kijken hoe beverratten reageerden op een dergelijke zender. Pas nadat duidelijk werd dat hun gedrag hierdoor niet veranderde, kregen we een akkoord op het daadwerkelijk uitvoeren van het onderzoek. In totaal mogen we dertig beverratten zenderen.
Hoe het werkt
Als we een beverrat vangen, wordt het dier gesteriliseerd en gezenderd. Daarna laten we het dier weer vrij op de plek waar het gevangen werd en volgen we het dier met het gps-systeem dat in de zender zit. Zo zien we op een online kaart waar het dier zich bevindt. Inmiddels hebben we drie beverratten gezenderd in ons beheergebied. We kijken nu naar de eigenschappen van de omgeving waar de beverrat graag verblijft. Dit volgen we een tot twee jaar. We hopen zo een soort kansenkaart te maken.
Efficiƫnter vangen
Door meer duidelijkheid te krijgen over het trekgedrag van de beverrat, kunnen we selectiever kooien plaatsen. Zo verminderen we uiteindelijk het aantal ingezette uren en ongewilde bijvangsten. Een ander voordeel is dat de gezenderde beverrat ons op het spoor kan brengen van soortgenoten.
Verder is de verwachting dat er een nog beter beeld ontstaat van hoe en waar het dier leeft door de resultaten uit dit onderzoek te koppelen aan de gegevens vanuit eDNA-onderzoek. Met eDNA kan de aanwezigheid van muskus- en beverratten in waterlopen worden aangetoond.
Waarom we beverratten vangen
Beverratten komen van nature niet voor in Nederland. De dieren worden gevangen, omdat ze gangen en holen graven in dijken en oevers. Ook maken ze nesten met uitgebreide ondergrondse gangenstelsels. Zo veroorzaken ze verzakkingen in dijken en kades. Ruim 95% van de vangsten vindt direct langs de Duitse grens plaats. Door ze daar direct te vangen, houden we de populatie zo klein mogelijk en hopen we uiteindelijk naar nul te gaan. Dat de noodzaak er is om langs de grens beverratten te vangen, blijkt uit de jaarcijfers van onze oosterburen. In Nedersaksen zijn er in 2021 ruim 41.000 gevangen. Zelf vingen we vorig jaar 240 beverratten.