Niet iedereen realiseert zich dit, maar de jaarlijkse neerslag van 800 millimeter valt vaak redelijk gelijk verdeeld over het jaar. In de herfst en winter zo’n beetje 400 millimeter en in de lente en zomer ongeveer dezelfde hoeveelheid (in een gemiddeld jaar). Maar in de lente en zomer verdampt er veel meer water. Doordat het warmer is en de zon krachtiger schijnt. En doordat er veel meer begroeiing is. Via de bladeren van planten en bomen verdampt namelijk ook water. Bovendien vraagt de groei van bomen, planten en gewassen ook water. Water dat wordt onttrokken uit de bodem via de wortels.
Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag die valt en de hoeveelheid water die verdampt, noemen we het neerslagtekort. Hoe groter het neerslagtekort hoe droger het is. In het groeiseizoen (van 1 april tot 1 oktober) verdampt er in een gemiddeld jaar ongeveer 500 millimeter, terwijl er ongeveer 400 millimeter neerslag valt. Oftewel een neerslagtekort van 100 millimeter. In hele droge jaren ontstaan veel grotere neerslagtekorten dan in een gemiddeld jaar. In 2018 bijvoorbeeld 300 millimeter.
Een belangrijke constatering: in herfst en winter valt veel meer neerslag dan het neerslagtekort dat aan het eind van de zomer is ontstaan. Of anders gezegd: het neerslagtekort wordt in de winter normaal gesproken altijd weer aangevuld in de daaropvolgende herfst en winter.
1 millimeter = 1 liter per vierkante meter
Bij neerslag en verdamping gaat het al snel om grote hoeveelheden water. Een rekensommetje leert dat 1 millimeter overeenkomt met 1 liter per vierkante meter. In een gemiddeld jaar verdampt er ongeveer 500 millimeter. Oftewel: 500 liter per vierkante meter (5 miljoen liter per hectare). Of om het nog iets beeldender te maken: dat zijn 50 huishoudemmers van 10 liter, per vierkante meter (500.000 huishoudemmers per hectare).