In vroegere tijden, toen de mens het land nog niet naar zijn hand had gezet, viel in herfst en winter zoveel water dat het grondwater weer werd aangevuld, nadat het in lente en zomer was gedaald door verdamping. Het overschot liep over het maaiveld van laaggelegen gebieden naar beken en rivieren. Maar op die natte gronden kun je niet wonen en geen gewassen verbouwen. En dat is nu juist wat we graag wilden. Met waterbeheer hebben we daarom het land naar onze hand gezet.
Door sloten te graven waarbij het waterpeil lager kwam te liggen dan het maaiveld, zakte de grondwaterstand dieper uit en kon men het land op: bijvoorbeeld om er woningen te bouwen, gewassen te telen en vee te houden. Het betekende wel dat de grondwaterstanden zomers lager kwam te liggen dan vroeger. Dit was in laagtes, moerassen, venen en beekdalen schadelijk voor de natuur omdat die afhankelijk was van natte omstandigheden.
Schipperen tussen nat en droog
Tegenwoordig zijn de waterpeilen in sloten zo ingesteld dat er op de laagste plekken in het landschap gewoond en geboerd kan worden. Maar het houdt niet over. Want waterbeheer is vaak schipperen tussen te nat en te droog. Om te voorkomen dat we de hoger gelegen gebieden veel te droog maken, houden we de laagstgelegen gebieden aan de natte kant. Het betekent bijvoorbeeld dat ongeveer twintig procent van de landbouwgronden een grondwaterstand heeft, die in natte perioden op een halve meter beneden maaiveld ligt of nog minder. Dat geeft al belemmeringen voor de landbouw omdat agrariƫrs niet met hun machines het land op kunnen als het te nat is. En als het langere tijd erg nat is, zoals bijvoorbeeld in de winter van 2023-2024, kunnen ook woningeigenaren in lagergelegen gebieden problemen ervaren (zoals vochtproblemen, grondwater in kelders en kruipruimtes en tuinen die te nat blijven).